nieuws

EECKHOUT OTTEVAERE



kwaliteit is geen toeval, maar het gevolg van
continue, doordachte inzet ...

18.06.2020


Cass. 18.06.2020


In uitzonderlijke omstandigheden mag de bouwheer, zonder voorafgaande rechterlijke machtiging, zelf gebreken laten wegwerken. Moet de aannemer deze herstelkost dan betalen? Nee … maar de aannemer moet wel de schade vergoeden … Hoezo?  

 

Feiten. Het Hof van Cassatie[1]  heeft in een arrest van 18 juni 2020 uitspraak gedaan over volgende situatie :  

-    de gerechtsdeskundige stelde gebreken in de beglazing vast;

-    de deskundige adviseerde om een schadebedrag van 85.005,18 euro te aanvaarden;

-    de aannemer opteerde ervoor zelf de nodige herstelwerken in natura uit te voeren;

-    de bouwheer besliste evenwel eenzijdig om de herstellingen te laten uitvoeren door een andere aannemer;

-    de bouwheer heeft de aannemer hiervan niet verwittigd;

-    er was geen sprake van hoogdringendheid die verhinderde dat de bouwheer aan de rechtbank toelating vroeg om de herstelwerken door een andere aannemer te mogen laten uitvoeren;

-    de bouwheer heeft de aannemer ook niet voorafgaand aan de uitvoering van het herstel in gebreke gesteld;

-    de aannemer en haar onderaannemer werden m.a.w. door dit herstel “voor een voldongen feit geplaatst”;

-    door dit eigengereid optreden er bovendien een wanverhouding bestaat “tussen het voordeel dat het herstel door een derde aan de bouwheer biedt en het enorme nadeel dat daarmee aan de aannemer wordt berokkend”;

-    de bouwheer maakt aanspraak op de terugbetaling door de aannemer van de herstelkosten ten bedrage van 86.530,65 euro.

 

Wetgeving. In de wetgeving werd alvast de mogelijkheid voorzien om een aannemer te vervangen door een derde aannemer, en dit op kosten van de in gebreke blijvende aannemer. Evenwel wordt deze mogelijkheid in de wet afhankelijk gesteld van een rechterlijke machtiging. M.a.w. als de bouwheer de herstelwerken door een andere aannemer wil laten uitvoeren, moet hij daarvoor eerst de toelating bekomen van de rechtbank.  (art. 1144 BW)

 

Rechtspraak. In de rechtspraak[2] wordt aanvaard dat de bouwheer in uitzonderlijke omstandigheden eenzijdig en buiten een gerechtelijke procedure om een derde mag mandateren om werken uit te voeren, maar hieraan worden vaak strenge vereisten gesteld. Het gaat dan om volgende voorwaarden:

(1)   er moet een ernstige tekortkoming zijn aan de verplichtingen van de aannemer;

(2)   er moet hoogdringendheid voor handen zijn;

(3)   er moet een tegensprekelijke staat van de werf, de voortgang van de werken en de gebreken zijn opgemaakt;

(4)   de aannemer moet in gebreke zijn gesteld om de gebreken te verhelpen;

(5)   er moet aan de aannemer een redelijke termijn worden toegekend om daartoe over te gaan;

(6)   de aannemer moet er van verwittigd worden dat hij werd vervangen.

Wanneer de bouwheer deze toepassingsvoorwaarden niet correct invult, en de vervanging aldus plaatsvindt zonder dat daartoe grond bestaat en/of zonder rekening te houden met de redelijke belangen van de aannemer, kan de bouwheer de gemaakte kosten niet verhalen op de schuldenaar.

Arrest Hof van Cassatie 18.06.2020. Dit arrest is t.o.v. de rechtspraak tot dan toe zeer bijzonder. Hoewel er geen sprake is van urgentie (2e voorwaarde), noch van een voorafgaande ingebrekestelling (4e voorwaarde) en hoewel de aannemer niet de gelegenheid heeft gekregen om zelf tot herstel over te gaan (5e voorwaarde) … aanvaardt het Hof dat de bouwheer zonder voorafgaande rechterlijke machtiging herstelwerken laat uitvoeren door een andere aannemer. Het Hof verwijst naar “uitzonderlijke omstandigheden, zoals bij hoogdringendheid”, wat in het licht van voormelde feiten niet onmiddellijk begrijpbaar is.

 

Wel bekomt de bouwheer geen integrale terugbetaling van de door hem gemaakte herstelkost. Geoordeeld wordt : “Wanneer de schuldeiser de verbintenis zonder voorafgaandelijke rechterlijke machtiging laat uitvoeren door een derde, zonder dat daartoe grond bestaat of op een onzorgvuldige wijze, kan de schuldeiser de gemaakte kosten niet verhalen op de schuldenaar, maar heeft hij slechts recht op vergoeding van de schade die het gevolg is van de wanprestatie.”

 

Concreet wordt geoordeeld :

dat de aannemer, indien hij zelf tot herstelling was overgegaan, zich hoe dan ook geconfronteerd had gezien met bijkomende kosten (materiaal, personeel, enz.);

dat de aannemer gehouden is tot de betaling van een bedrag van 60.530,65 euro, te weten het door de andere aannemer gefactureerde bedrag verminderd met de winstmarge van 30 %.

dat dit bedrag beantwoordt aan de door de bouwheer geleden schade. 

Gevolgen? Zal dit arrest grote gevolgen hebben? Zullen bouwheren in de toekomst zomaar zonder rechterlijke machtiging een andere aannemer herstelwerken kunnen laten uitvoeren? Dat is af te wachten. Vermoedelijk zal het wel niet zo’n vaart lopen. Immers … er moet sowieso sprake zijn van “uitzonderlijke omstandigheden”. De feitenrechters zullen concrete invulling aan dat begrip moeten geven. En de bouwheren zijn ook gewaarschuwd. Als zij zonder redenen en/of op onzorgvuldige wijze bekomen zij geen integrale terugbetaling van de herstelkost. In het hier besproken arrest blijft 30% van de herstelkost ten laste van de bouwheer.

[1] Het Hof van Cassatie bevestigt het arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 27.06.2017.

[2] Kh. Gent (5e k.) 30 januari 2003, T.G.R. 2003, afl. 4, 199; Kh. Bergen (1e k.) nr. A/9/547, 30 maart 2010, TBBR 2011, afl. 2, 91; alsook M.A. FLAMME e.a., Le contrat d’entreprise. Chronique de jurisprudence 1990-2000, nr. 596 e.v., 491 e.v. en de daar aangehaalde rechtspraak en rechtsleer.





Terug naar overzicht