nieuws
EECKHOUT OTTEVAERE
kwaliteit is geen toeval, maar het gevolg van
continue, doordachte inzet ...
16.02.2018
De nieuwe pandwet: consignatie in geval van betwisting bij de rechtstreekse vordering
De Wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake (de nieuwe pandwet) trad op 1 januari 2018 in werking. De nieuwe pandwet brengt een belangrijke aanpassing aan de rechtstreekse vordering met zich mee.
Artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek voorziet in een rechtstreekse vordering van de onderaannemer tegen de bouwheer. De rechtstreekse vordering houdt in dat een onderaannemer die niet betaald wordt door de hoofdaannemer rechtstreeks betaling kan vorderen bij de bouwheer.
In de praktijk gebeurde het echter vaak dat de rechtstreekse vordering werd betwist door de hoofdaannemer aangezien deze van mening was dat de onderaannemer geen recht had op betaling van de factuur (bijvoorbeeld omdat de werken gebrekkig werden uitgevoerd) en dat de hoofdaannemer bij de opdrachtgever toch aandrong op betaling aan hem. In dat geval betaalde de opdrachtgever meestal aan geen van de partijen. Indien de opdrachtgever namelijk onterecht aan een bepaalde partij betaalde, dreigde hij nog een tweede keer te moeten betalen…. Bij niet-betaling liepen de intresten wel op…
De nieuwe pandwet biedt hiervoor een oplossing. Deze voorziet namelijk dat, bij betwisting tussen de onderaannemer en de hoofdaannemer, het betwiste bedrag door de bouwheer kan gestort worden bij de Deposito- en Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening op naam van de hoofdaannemer en de onderaannemer bij een financiële instelling. De bouwheer is trouwens verplicht te consigneren als de hoofd- of onderaannemer hem daartoe schriftelijk verzoekt. Door de consignatie of betaling op een geblokkeerde rekening lopen de intresten niet verder. De aanpassing aan de rechtstreekse vordering door de nieuwe pandwet biedt aldus een groot voordeel aan de opdrachtgevers.
Artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek voorziet in een rechtstreekse vordering van de onderaannemer tegen de bouwheer. De rechtstreekse vordering houdt in dat een onderaannemer die niet betaald wordt door de hoofdaannemer rechtstreeks betaling kan vorderen bij de bouwheer.
In de praktijk gebeurde het echter vaak dat de rechtstreekse vordering werd betwist door de hoofdaannemer aangezien deze van mening was dat de onderaannemer geen recht had op betaling van de factuur (bijvoorbeeld omdat de werken gebrekkig werden uitgevoerd) en dat de hoofdaannemer bij de opdrachtgever toch aandrong op betaling aan hem. In dat geval betaalde de opdrachtgever meestal aan geen van de partijen. Indien de opdrachtgever namelijk onterecht aan een bepaalde partij betaalde, dreigde hij nog een tweede keer te moeten betalen…. Bij niet-betaling liepen de intresten wel op…
De nieuwe pandwet biedt hiervoor een oplossing. Deze voorziet namelijk dat, bij betwisting tussen de onderaannemer en de hoofdaannemer, het betwiste bedrag door de bouwheer kan gestort worden bij de Deposito- en Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening op naam van de hoofdaannemer en de onderaannemer bij een financiële instelling. De bouwheer is trouwens verplicht te consigneren als de hoofd- of onderaannemer hem daartoe schriftelijk verzoekt. Door de consignatie of betaling op een geblokkeerde rekening lopen de intresten niet verder. De aanpassing aan de rechtstreekse vordering door de nieuwe pandwet biedt aldus een groot voordeel aan de opdrachtgevers.

Terug naar overzicht